Als verwoed wandelaar maak ik vaak gebruik van een gps-apparaat,
een TomTom, zeg maar. De gemiddelde automobilist kan niet meer zonder zo’n ding
achter het stuur zitten en dreigt soms eerder te verdwalen dan op de gewenste
bestemming aan te komen. Dit keer wil ik het hebben over het Global Positioning
Systeem (GPS), of beter: Waar ben ik en waar moet ik naartoe.
Een ruisje
GPS dateert van 1983 en is ontwikkeld door en voor de
Amerikaanse defensie, want die generaals wilden ook wel eens weten waar hun
mannen precies uithingen en waar ze hun bommen moesten afgooien. Eerst wilden
ze het systeem voor zichzelf houden, maar uiteindelijk kwam het ook beschikbaar
voor de burgers met een “ruisje” op het
signaal waardoor het minder nauwkeurig werd.
Het systeem is gebaseerd op 24 satellieten die op zo’n 20,000km
hoogte om de aarde heen cirkelen. Ze zijn uitgerust met uiterst precieze
atoomklokken, die onderling precies gelijk lopen. De satellieten “weten” precies
waar ze uithangen, omdat ze “gevoed” worden door exact gepositioneerde
ijkbronnen op aarde en uiterst precieze, voorspelbare omloopbanen hebben (zie
tekening van Joop).
Een satelliet zendt op gezette tijden zijn coördinaten uit
gevolgd door een pulssignaal. Deze informatie kan worden opgevangen door
willekeurige wandelaars met een gps-ontvanger.
Cirkels en Bollen
De vraag is, hoe zo’n gps-ontvanger (D) zijn positie uit de
satellietsignalen kan halen. Om dat te kunnen doorgronden, kijken we voor het
gemak in het platte vlak naar een satelliet (S1) en een GPS
ontvanger (D) op een onbekende afstand a1 (zie fig.1a)
Fig1a: De (groene) aarde met middelpunt M en D erop. D zit op afstand a1 van satelliet s1 (blauwe cirkel) die om de aarde heencirkelt ook met middelpunt M.
Als de klokken van S1 en de GPS exact
gelijk lopen en de satelliet zendt bijvoorbeeld op iedere hele minuut zijn
positie en een puls uit, dan zal D dat signaal iets later binnenkrijgen. Het
radiopulsje heeft nou eenmaal tijd (t1) nodig om vanaf de satelliet
naar de GPS te komen en doet dat met de lichtsnelheid (c=299 792 458 m/s). De
afstand a1 zal dus gelijk zijn aan c x t1 en zal in de
orde van 20,000-30,000km zijn. De GPS ontvanger “weet” nu hoe ver hij van die
satelliet is verwijderd. Dit betekent dus dat D zich ergens op een cirkel moet
bevinden op afstand a1 met de satelliet als middelpunt (blauwe
cirkel). Dat is al heel wat, maar natuurlijk niet genoeg, daarom kijken we naar
een tweede satelliet S2 en herhalen de truc (zie fig. 1b). Fig1a: De (groene) aarde met middelpunt M en D erop. D zit op afstand a1 van satelliet s1 (blauwe cirkel) die om de aarde heencirkelt ook met middelpunt M.
Fig1b: Nu met twee satellieten s1 en s2 op afstand a1 resp. a2 (snijpunt van de blauwe cirkels) van D
De GPS van D weet nu bij dat het zich bevindt op het snijpunt van de twee cirkels met straal a1 en a2 met de satellieten als middelpunt (blauwe cirkels). Met een beetje wiskunde is nu de positie van de GPS in dit voorbeeld te berekenen.
Fig.1c: Nu met bollen in
plaats van cirkels. De blauwe cirkel is de snijcirkel van die twee bollen
Een miljoen voor een klokje
Nu is er nog een probleem. In feite loopt zo’n GPS helemaal
niet gelijk met die satelliet klokken. Dat zou wel heel mooi zijn, maar zo’n
atoomklokje moet wel wat kosten, terwijl je voor een paar honderd EU een GPS
apparaat hebt, wat je bovendien ook nog voortdurend uitzet om energie te
besparen. Als je een GPS inschakelt zal het zijn best doen om zoveel mogelijk
op tijd te lopen, maar echt precies zal het nooit worden; daarom is er een
vierde satelliet nodig om de klus te klaren. Het is daarom, dat er altijd vier
satellieten “zichtbaar” moeten zijn vanuit je GPS apparaat. Met die 24 satellieten rond de aarde kom je
dan een heel eind en worden het er effectief dus veel meer.
In feite is zo’n GPS apparaat een uiterst vernuftige minicomputer
die razendsnel kan schakelen tussen aardbol coördinaten en platte kaarten
waarop de positie van de GPS kan worden geprojecteerd. En alles gaat zo snel,
dat het niet uitmaakt of je met een GPS beweegt of stilstaat. Je kunt er zelfs
redelijk een snelheid mee meten, zodat je in een auto een bliep krijgt als je
te hard rijdt als op je kaart staat aangegeven dat er op een bepaalde weg een
maximum snelheid geldt. Een smartphone wordt ook steeds slimmer. Het ontvangt
ook de positie van vaste GSM palen of extra pulsjes als je ergens onder de
grond rijdt in een tunnel. Het komt misschien zelfs zover dat de overheid je
bekeurt als je te hard rijdt als iedereen rekening rijdt. 1984 is tenslotte al
lang passé.
(On)nauwkeurigheid
Fabrikanten van GPS zijn voorzichtig in hun mededelingen
over de nauwkeurigheid, maar omdat GPS vaak meer dan 4 satellieten ziet, kan de
onnauwkeurigheid oplopen tot een meter of vier. De tijdnauwkeurigheid komt dan
neer op t=a/c=0,013μsec (1μsec is een miljoenste seconde).
Als je het ruisje er vanaf laat halen (dat kost geld), dan kan de precisie zelfs
oplopen tot enkele centimeters (dus nog een factor 1000 nauwkeuriger!) en kun
je GPS gebruiken voor het opmeten van je tuin, het vervoeren van pakjes met een
drone, een zelfsturende auto of een E-bike. En dan hopen dat het systeem niet
plat gaat natuurlijk.
Bronnen
Internet artikel over GPS: Wikipedia
Internet artikel over GPS: Wikipedia
Vrije Software:
GeoGebra voor de plaatjes
Dick is behalve
natuurkundige ook een fanatieke wandelaar, die zelf zijn routes uitzet en op
zijn GPS laadt.
Illustratie:
Joop van Eck