Het woordje druk kent veel betekenissen. Werkdruk, druk doen, luchtdruk, waterdruk, verkeersdrukte, naalddruk. In alle gevallen betekent het dat je veel van iets in iets weinigs wilt stoppen. Wanneer je een drukke werkweek hebt gehad, betekent het dat je veel dingen die tijd kosten in weinig tijd hebt weten te volbrengen. Je bent dan een druk baasje.
Bij drukte neem je het aantal mensen waar, dat je in één oogopslag kunt zien, bijvoorbeeld in een rij bij de supermarkt of een file voor een verkeerslicht. In alle gevallen zou je een maat kunnen bedenken voor wanneer je iets druk vindt. Als er twee mensen in de rij staan is het niet druk en bij tien mensen is het wel druk. Je kunt ook auto’s tellen die over een brug rijden of het aantal mensen dat meeloopt in een protestdemonstatie. Al zijn die aantallen nog wel eens afhankelijk van wie ze telt.
Druk van voorwerpen
In de natuurkunde wordt druk meestal aangeduid met iets dat op een oppervlak duwt. Dat ‘iets’ is dan meestal een kracht. Aan de hand van een voorbeeld zul je zien dat druk een interessante grootheid is. Neem eens een pak suiker van een kilo*) en houdt dat in je hand. De druk hangt dan af van de grootte van het oppervlak van de onderkant van dat pak suiker. Als zo’n pak 10x15=150 cm2 groot is, dan zal de druk gelijk zijn aan 1/150= 0,0066 kg/cm2. Niets aan de “hand” dus. Veronderstel nu eens dat je dit pak suiker via een punaise op je hand laat rusten. Zo’n punaise heeft een punt met een geschatte oppervlakte van 0,25mm2. De druk van het pak suiker wordt dan volledig op die punaisepunt uitgeoefend en wordt gelijk aan 100/0,25 = 400 kg/cm2. En ik verzeker je: dat ga je voelen. In het ongunstige geval prikt die punaise door je huid heen en verwond je jezelf. Je begrijpt nu onmiddellijk waarom messen snijden en dolken steken.
Lucht- en waterdruk
Een ander voorbeeld is waterdruk of luchtdruk. De natuurkunde daarbij is niet zo ingewikkeld. Het zijn vooral de maten die ons het leven zuur maken (zie verderop). Bij luchtdruk is het zo dat op ieder oppervlak een druk heerst die overeenkomt met een kolom water van 10,13 meter hoogte (of 0,76 m kwik of 1 atmosfeer) en dat is bij gassen (en ook bij vloeistoffen) onafhankelijk van de grootte en richting van het oppervlak (dat is dus anders dan bij die punaise!). Bij een oppervlak van 1 cm2 zit er overeenkomstig dus ook 10,13 m waterkolom boven en dat weegt ruim een kilo (1,01 kg/cm2). Dat is eigenlijk best veel, maar het goede nieuws is, dat aan de andere kant van je hand en vel ongeveer dezelfde druk heerst en je er dus verder geen last van ondervindt.
In de bergen
Als je aan bergbeklimmen doet en je met een zuurstofflesje op je rug zo’n 8 km omhoogklautert, dan wordt de lucht ijler en zakt de luchtdruk met zo’n 37%. Op deze hoogte is de druk nog maar 0,38 kg/cm2. Daar zijn de meeste lichamen niet echt op gebouwd en je zult flinke hoogtetrainingen moeten doen om dat op te vangen. Je krijgt vaak ook een barstende koppijn en hoogteziekte is je deel. Het enige wat dan helpt is om zo snel mogelijk weer naar beneden te gaan.
Onder water
Een omgekeerd probleem ontstaat wanneer je gaat duiken. Je hebt dan sowieso weer een zuurstofflesje nodig, en als je bijvoorbeeld 40 m naar beneden gaat, staat er al gauw vijfmaal zoveel druk op je pak en dat is dus 5 kg/cm2. Als je niet te snel afdaalt kan je lijf dit nog wel aan. Er ontstaan grotere problemen wanneer je snel stijgt en de druk te snel laat afnemen (decompressie). Er ontstaan dan stikstofbelletjes in je bloedbaan, allemaal heel onplezierig.
Wil je nog dieper duiken, dan zul je met een duikboot aan de slag moeten en dat is niet ongevaarlijk. De Titan dook in juni van dit jaar naar zo’n 4000 m om wat rijkaards voor een hoop geld het wrak van de Titanic te laten zien. Op die diepte is de druk vierhonderdmaal zo hoog met 400 kg/cm2. Op zo’n bootje staat dan een gewicht van een flat. En dan moet je wel van erg goede huize komen om dat veilig te maken. De Titan is dan ook letterlijk imploft en daarmee ook de inzittenden. Een duurder en definitiever einde kan je je niet voorstellen.
Pascallen, Atmosferen, Barren, Psis, millimeters water en Torren
Tenslotte iets over de drukeenheden. Wil je het volgens het boekje van de natuurkunde doen, dan moet je rekenen in N/m2, we noemen dat de Pascal. Maar het is natuurlijk veel gemakkelijker om te rekenen in atmosferen, want 1 atmosfeer is de gemiddelde luchtdruk van de aarde op zeeniveau (76 cm kwik of 1013 cm water). Pomp je je fietsbanden op, dan reken je in overdruk (atmo), bijvoorbeeld zo’n 4 atm overdruk. Het wordt nog gekker als je de Engelsen of Amerikanen hun gang laat gaan, zij rekenen in feet, inches en ponden, waarmee de psi (pound per square inch) ontstaat. Gelukkig zijn er allerlei omrekentabellen die de ene eenheid in de andere omzet, maar het is natuurlijk wel een gekkenhuis. Het laat zien dat je een beetje pragmatisch in de eenhedenwereld moet zijn, maar bedenk ook dat wanneer je dingen echt wilt gaan uitrekenen, het handig is om bij de Pascal (N/m2) te blijven.
Dick was vroeger een druk baasje, dat altijd (te) veel in weinig tijd wilde doen.
Bronnen: Wikipedia: Druk (eenheid); Wikibooks voor de omrekentabel
Tekening: Joop van Eck
*) Voetnoot: Ik doe nu net alsof die massa van een kilogram een kracht is, maar het is de aantrekkingskracht van de aarde in combinatie met die kilogram die een kracht geeft en die dan weer die druk veroorzaakt. Mensen denken nu eenmaal gemakkelijker in kilogrammen dan in de corresponderende Newtons (1 kg geeft 9,81 N aan kracht).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten